Geschiedenis
De Amerikaanse arts chirug Andrew Taylor Still (1828-1917) heeft in de tweede helft van de 19e eeuw osteopathie ontwikkeld. Als zoon van een methodistisch predikant en arts, raakt hij al vroeg vertrouwd met ziekte en dood en besluit zelf arts te worden. Hij wilde begrijpen hoe het leven functioneert en ontwikkelde al vroeg inzichten van vorm en functies aan de hand van dierontledingen.

Door ervaringen in de Burgeroorlog en na verlies van eigen kinderen waarbij medicijnen en zijn eigen kennis van de geneeskunde te kort schiet, gaat hij opzoek naar een nieuwe manier van genezen. 

Hij hield zich bezig met botten en bestudeerde de bewegingen en de samenhang. Hij onderzocht bloed en stelt vast hoe belangrijk vaatsystemen zijn. Uiteindelijk wijd Still zich aan een intensief studie van  de anatomie en fysiologie  en ontdekt dat het lichaam over zelfgenezende krachten beschikt, die, wanneer ze passend gestimuleerd worden, de gezondheid doet herstellen.

Zo ontstond een geneeskunde die het lichaam helpt zichzelf te genezen. Andrew T. Still geeft deze nieuwe geneeswijze de naam “osteopathie”. Osteon is het Griekse woord voor bot (zijn eerste onderzoekingen) en Pathos staat voor lijden en het is juist dat lijden dat Still met zijn nieuwe geneeswijze wil verlichten.